Als je de Vlaamse Dovengemeenschap opvat als de gemeenschap van dove Vlaamse Gebarentaligen, dan telt deze gemeenschap zo'n 6000 Dove mensen. Er zijn in Vlaanderen echter 60.000 mensen die doof of slechthorend geboren zijn, maar niet iedereen van hen kent en gebruikt VGT. Daarnaast is er nog een groot aantal (zo'n 800.000 mensen) die één of andere vorm van gehoorverlies heeft. Hiertoe behoren bijvoorbeeld ouderdomsdoven, of sommige mensen die door bijvoorbeeld een auto-ongeval plots doof worden. De grens tussen de groep van 6.000 Vlaamse Gebarentaligen en 60.000 doven en slechthorenden die geen VGT kennen, is niet altijd even eenduidig te trekken. Daarnaast zijn er nog een groot aantal horende mensen die VGT kennen. Hun aantal wordt geschat op zo'n 7000.
Ze hebben, mits veralgemening, een:
-
eigen cultuur;
-
andere sociale ontwikkeling;
-
andere communicatieve ontwikkeling;
-
eigen erkende taal;
-
culturele taalminderheid in Vlaanderen;
-
zeer kleine zwart-witwereld waarin roddelen dé vorm van communicatie is.;
Bijna de helft heeft psychische klachten
Tiejo Van Gent (Nederlandse onderzoeker) heeft de kenmerken van dove en horende kinderen met elkaar vergeleken. ‘We onderzochten dove kinderen van dove en van horende ouders, horende kinderen van dove ouders, en kinderen met en zonder een verstandelijke beperking of bijkomende lichamelijke ziektes.’ Het onderzoek heeft bewezen dat bijna de helft van de jongeren (46%) psychische klachten heeft die nader onderzoek nodig maken.’
Opvallend veel stressfactoren
Nog een belangrijke bevinding is dat dove kinderen doorgaans later worden doorverwezen. ‘Dat komt omdat hun problemen vaak moeilijk worden herkend door communicatieproblemen met hun horende omgeving, of omdat men denkt dat hun problemen vooral door doofheid en niet zozeer door een psychische stoornis ontstaan. We vonden ook dat bij dove kinderen met problemen vaak opvallend veel stressfactoren tegelijkertijd een rol spelen.’
Volgens recent onderzoek hebben jaarlijks zeker 400 tot 500 dove en ernstig slechthorende kinderen en jongeren behoefte aan geestelijke gezondheidszorg. Deze kinderen en jongeren kunnen niet goed terecht in de reguliere kinder- en jeugdpsychiatrie. Het is moeilijk met hen te communiceren en de kennis van medische, audiologische en sociaal culturele aspecten is niet voorhanden. Bovendien wordt de invloed van doofheid op de ontwikkeling nog onvoldoende begrepen. ‘Maar we moeten ook voor deze groep kinderen goede en gelijkwaardige zorg leveren, en dus kennis op dit gebied verder ontwikkelen’, benadrukt Van Gent.
Deze bevindingen kunnen we uiteraard doortrekken naar dove volwassenen. Winay probeert mee een antwoord te bieden op deze grote nood.
http://nieuws.leidenuniv.nl/nieuws-2012/naar-betere-psychiatrische-hulp-voor-dove-kinderen.html